Inflatie vs prijsstijgingen

Goedendag allemaal,

Vandaag pakken we door met deel 3 van mijn onderzoek naar inflatie (Lees hier deel 1 en deel 2 terug).
 
Gisteren eindigden we met:

Inflatie vermindert de koopkracht van geld, wat een vorm van indirecte overdracht van rijkdom is van de houders van de valuta naar de entiteit die de geldvoorraad controleert

De grafiek hieronder laat zien hoeveel de geldvoorraad is toegenomen sinds 1960.

We zien een duidelijk stijgende trend en de lijn lijkt steeds steiler te lopen. Maar als die geldhoeveelheid zo hard is gegroeid, waarom zien we dat dan niet altijd direct terug in prijsstijgingen van alledaagse dingen?

Waar komt het geld terecht?

Uiteindelijk gaat het er bij de verruiming van de geldhoeveelheid om wie het nieuw gecreëerde geld in handen krijgt. Dit bepaald met wat voor een soort type prijsstijgingen je te maken krijgt (als alle overige factoren gelijk blijven).

Als de regering en de centrale bank een biljoen (dat is 1000 miljard, een onvoorstelbaar bedrag) nieuwe dollars zouden creëren en de 100 rijkste mensen van het land elk 10 miljard dollar extra zouden geven, waar zouden ze dat dan aan uitgeven? Aan al hun fysieke behoeften en verlangens wordt al vele malen voldaan. Ze gaan niet beter eten, meer reizen, of echt iets anders doen qua persoonlijke consumptie dan ze nu al doen. In plaats daarvan zullen ze meer financiële assets kopen, zoals aandelen of onroerend goed. Dus zullen deze prijzen stijgen door de extra vraag.

Aan de andere kant. Als de regering en de centrale bank 5.000 dollar zouden uitdelen aan elke volwassen Amerikaan die minder dan een miljoen dollar verdient (dat zouden ongeveer 200 miljoen mensen zijn, en dus in totaal ook 1 biljoen dollar aan gloednieuw geld), dan zou een aanzienlijk deel van hen dat geld uitgeven aan alledaagse goederen. Dit zou dan veel consumentenprijzen opdrijven.

Dus komt het terecht bij:

  • Bovenste laag —> financiële assets

  • Onderste laag —> alledaagse goederen

De grafiek hieronder laat zien dat veel van het nieuw gecreëerde geld in de aandelenmarkt terecht is gekomen.

Oorzaak en gevolg

Dinsdag benadrukte ik al dat het belangrijk is om onderscheid te maken tussen oorzaak en gevolg. 

Inflatie is de verruiming van de geldhoeveelheid (oorzaak). Prijsstijgingen zijn het gevolg van inflatie.

Dus de essentie van inflatie is niet een algemene prijsstijging, maar een toename van de geldhoeveelheid, die op haar beurt een algemene stijging van de prijzen van goederen en diensten in gang zet.

Als inflatie gezien wordt als een algemene prijsstijging, dan wordt alles wat bijdraagt aan prijsstijgingen inflatoir genoemd. Het zijn niet langer de centrale bank en fractional-reserve banking die de oorzaken van inflatie zijn, maar verschillende andere oorzaken. In dit kader heeft de centrale bank niet alleen niets te maken met inflatie, maar wordt de bank integendeel beschouwd als een inflatiebestrijder.

Hoewel stijgingen in de geldhoeveelheid (d.w.z. inflatie) zich waarschijnlijk zullen uiten in algemene prijsstijgingen, hoeft dit niet altijd het geval te zijn. Prijzen worden namelijk ook nog bepaald door andere factoren (bv: aanbod en productiviteit). Het kan zijn dat het aanbod en productiviteit toeneemt, wat prijsdalingen tot gevolg heeft en wat dus het tegenovergestelde effect is van inflatie.

Kortom: terwijl de geldgroei sterk is - d.w.z. de inflatie hoog is - kunnen de prijzen weinig veranderen. 

Het is duidelijk dat als we inflatie zouden beschouwen als een algemene prijsstijging, we tot misleidende conclusies zouden komen over de toestand van de economie.